Actueel / lexicon / wat-is-een-betalingsachterstand /
Het woord ‘betalingsachterstand’ is samengesteld uit de woorden ‘betaling’ en ‘achterstand’. Onder ‘betaling of betalen’ wordt in het dagelijks spraakgebruik verstaan het presteren door middel van de overdracht van geld. Onder ‘betalen’ en ‘presteren’ wordt in juridische zin verstaan ‘het voldoen van een verbintenis in geld of in natura’. Een verbintenis kan op verschillende manieren ontstaan. De meest voorkomende is door het sluiten van een overeenkomst. Bij het sluiten van een overeenkomst ontstaan er voor de daarbij betrokken personen wederzijdse verplichtingen. Het voldoen aan deze verplichtingen heet ‘presteren’ of ‘betalen’. In de samenstelling betalingsachterstand betekent het woord ‘achterstand’ dat de betaling niet heeft plaatsgehad op het daarvoor afgesproken tijdstip. Het woord ‘betalingsachterstand’ betekent dus dat er niet op tijd is betaald door een partij aan een overeenkomst.
Een betalingsachterstand kan opzettelijk of onopzettelijk ontstaan. Als er opzet in het spel is kan er sprake zijn van oplichting en fraude: er wordt op een of andere manier een andere voorstelling van zaken gegeven, waardoor een partij aan een overeenkomst presteert terwijl de ander nooit de wil had om de ander daarvoor te betalen. Fraude is een bijzondere vorm van oplichting: het is vindt plaats door schriftelijk een onjuiste voorstelling van zaken te geven. Schriftelijk: dat kan zijn op papier, maar ook digitaal. Onder fraude valt niet alleen het een valse voorstelling van zaken geven, maar ook het vervalsen van stukken of handtekeningen en soort gelijke praktijken. Van opzet is ook sprake bij een slechte betalingsmoraal: Er is wel de wil om te betalen maar er wordt opzettelijk te laat of niet volledig betaalt of betalingen worden gestorneerd. Als de betalingsachterstand onopzettelijk is ontstaan is er sprake van een onzorgvuldige administratie of het ontbreken van middelen om te betalen.
Bij een betalingsachterstand is dus sprake van het verstrijken van een betalingstermijn. Als er sprake is van het verstrijken van een betalingstermijn treedt volgens het Burgerlijk Wetboek verzuim in zonder dat een ingebrekestelling nodig is. Degene die een betalingstermijn laat verstrijken komt daardoor dus in verzuim. Het juridische begrip ‘verzuim’ betekent dat de debiteur nalatig is geweest bij het nakomen van de overeenkomst. Deze nalatigheid kan theoretisch drie gevolgen hebben: de crediteur lijdt schade door het uitblijven van de prestatie of de crediteur heeft niets meer aan de nakoming. Ook de combinatie van deze gevolgen is mogelijk: de crediteur heeft niets meer aan de prestatie omdat deze te laat is én hij lijdt er schade door. In het algemeen is voor het in verzuim komen een ingebrekestelling nodig: dat is een schriftelijke aanmaning waarin de debiteur een termijn wordt gesteld om na te komen. De wet bepaalt dat er uitzonderingen zijn op de regel dat de crediteur een debiteur in gebreke moet stellen. Eén van die uitzonderingen is wanneer de debiteur een betalingstermijn overschreden heeft: dan is een ingebrekestelling dus niet nodig. Nadat de debiteur in verzuim is gekomen zou de crediteur theoretisch direct een dagvaarding kunnen laten uitbrengen om de debiteur door de rechter te laten veroordelen. In de praktijk is echter dat de rechter dit ‘rauwelijks dagvaarden’ niet zal accepteren en de vordering niet zal toewijzen als er niet nog een aanmaning tot betaling aan vooraf is gegaan.
Het hier bovenstaande is geregeld in boek 6 van het Burgerlijk Wetboek in afdeling 9, in de artikelen 74 tot en met 94. De belangrijkste artikelen zijn artikel 74, 80 tot en met 84.
Blijf geïnformeerd met onze jaarlijkse rapportages