Actueel / lexicon / registratie-op-zwarte-lijst
/
In deze webpagina komt de vraag aan de orde of het registreren van wanbetalers wettelijk geoorloofd is en wat een ‘zwarte lijst’ is. Voor deelnemers aan het TZB is deze vraag relevant: maken zij wel gebruik van een middel dat geoorloofd is?
De vraag of iets wettelijk geoorloofd is kan strafrechtelijk of naar burgerlijkrecht worden beantwoord. Voor het onderscheid tussen deze twee rechtsgebieden kunt u het Lexicon van het TZB raadplegen. De geoorloofdheid van het registeren van wanbetalers wordt in dit artikel aan de orde gesteld naar burgerlijkrecht. Heel in het algemeen kan wel gezegd worden dat wat naar burgerlijkrecht is toegestaan, strafrechtelijk niet verwijtbaar zal zijn.
In het burgerlijkrecht kan een verplichting om schade te vergoeden ontstaan door het plegen van een onrechtmatige daad. Of dit aan de orde is bij het registeren van wanbetalers kwam aan de orde in een zaak die in kort geding behandeld werd bij de Voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam. In deze uitspraak kwam eveneens aan de orde of registratie van wanbetalers niet in strijd is met de privacywetgeving. Hierop wordt hier verder niet ingegaan. Wilt u hierover meer weten dan kunt u het Lexicon van het TZB daarover raadplegen op een andere pagina.
Volgens artikel 6:162 BW is men gehouden schade te vergoeden die wordt toegebracht die het gevolg is van een onrechtmatige daad. Is het registeren van wanbetalingen om derden te waarschuwen voor een partij onrechtmatig als die partij daardoor schade lijdt? De Amsterdamse Voorzieningenrechter is van mening van niet:
‘De Stichting (bedoelt is de Stichting Nationaal Wanbetalingsregister) heeft een belang bij het registeren van ondernemingen die een of meer vorderingen onbetaald hebben gelaten, nu zij zich het voorkomen en bestrijden van wanbetalingen in haar statuten ten doel heeft gesteld. Zij handelt daarbij niet in strijd met het recht van eiser, de wet of hetgeen in het maatschappelijk verkeer betaamt, voor zover zij de belangen van de betrokken onderneming voldoende in het oog houdt’.
De Voorzieningen rechter stelt hier dus vast dat het registeren van wanbetalingen in beginsel niet onrechtmatig is. In beginsel want bij het registeren moeten de belangen van de betrokken onderneming voldoende in het oog worden gehouden.
Vraag is dan vervolgens welke eisen volgens de Voorzieningenrechter gesteld moeten worden aan dit voldoende in het oog houden van de belangen van de betrokken onderneming. Wat zijn die eisen?
De Voorzieningenrechter laat in deze uitspraak eerst blijken dat ‘het nationaal wanbetalersregister’ zich terecht heeft beperkt tot het registeren van onbetwiste vorderingen. Verder heeft de voorzieningenrechter ook geen bezwaren om vorderingen waarbij de debiteur bij vonnis is veroordeeld tot betaling ook als onbetwist aan te merken.
De rechter overweegt hierover: ‘Weliswaar beperkt de Stichting (Nationaal Wanbetalersregiser) zich terecht tot onbetwiste vorderingen en rekent zij daartoe ook het geval dat tegen de debiteur een vonnis wordt gewezen waaraan niet wordt voldaan’.
Hieruit kan worden geconcludeerd dat het registeren van onbetwiste vorderingen op zich niet onrechtmatig is en dat ook registratie van debiteuren waartegen een veroordelend vonnis is gewezen niet op voorhand is uitgesloten.
Vervolgens brengt ‘het voldoende in het oog houden van het belang van de debiteur’ volgens de Voorzieningenrechter mee dat aan de debiteur een termijn wordt gesteld om aan de vordering te voldoen voordat registratie plaatsvindt en verder dat de debiteur de gelegenheid geboden moet worden om aan te tonen, dat de vordering niet aan de definitie die het nationaal wanbetalersregister aan een ‘onbetwiste vordering’ geeft, voldoet.
Dat de het nationaal wanbetalersregister toch de eindstreep niet haalt wat betreft het in het oog houden van het belang van de debiteur komt doordat de Voorzieningenrechter overweegt dat: ‘De door de stichting (het nationaal wanbetalersregister) gehanteerde procedure tekort schiet doordat zij debiteuren die de vordering betwisten verwijst naar de schuldeiser. Zij behoort een eigen onderzoek te verrichten naar de vraag of de vordering onbetwist is’.
In het vonnis van de Voorzieningenrechter wordt ook aandacht gegeven aan de vraag of er sprake is van bedreiging of misbruik van omstandigheden als de registratie van wanbetalers plaatsvindt op internet. De rechter beantwoordt deze vraag echter niet en de beantwoording is voor het TZB van minder belang omdat registratie in de Achterstandendatabank niet rechtstreeks zichtbaar is op internet
Deze uitspraak is verder van belang omdat het een rechterlijke beantwoording van de vraag wat een zwarte lijst is bevat. In het kader van de beantwoording van de vraag of door de het nationaal wanbetalersregister terecht een beroep werd gedaan op de ‘journalistieke exceptie’ die de toen nog geldende Wet Bescherming Persoonsgegevens kende, overweegt de Voorzieningenrechter: ‘Hier is veeleer sprake van een zwarte lijst. Het doel van een zwarte lijst is bedrijven in staat te stellen te beoordelen of zij met een bepaalde persoon een overeenkomst willen aangaan’. Vervolgens herhaalt de Voorzieningenrechter dat dit op zichzelf niet zonder meer ontoelaatbaar is.
Een zwarte lijst is dus gedefinieerd als een lijst die als doel heeft bedrijven in staat te stellen te beoordelen of zij met een bepaalde persoon een overeenkomst willen aangaan.
Samenvattend kan gezegd dat er sprake is van een zwarte lijst als deze het doel heeft bedrijven in staat te stellen te beoordelen of zij met een bepaalde persoon een overeenkomst willen aangaan. Het registeren van een wanbetaler op zo’n zwarte lijst is verder op zich niet onrechtmatig is als er maar voldoende met de belangen van de debiteur rekening wordt gehouden. Van voldoende rekening houden met deze belangen is sprake als de registratie zich beperkt tot onbetwiste vorderingen en veroordelende vonnissen en de debiteur een termijn wordt gesteld om te betalen of de vordering alsnog te betwisten. Als zich dan zo’n betwisting voordoet vereist ‘het voldoende met de belangen van de debiteur rekening houden’ ten slotte dat de houder van het register zelfstandig onderzoek doet naar de betwisting van de vordering en daarvoor niet verwijst naar de schuldeiser.
In het TZB is alleen het aanmelden en eventueel registreren van onbetwiste vorderingen mogelijk.
De debiteur wordt in de gelegenheid gesteld om registratie te voorkomen door te betalen aan de crediteur, door een regeling te treffen met de crediteur of door bezwaar aan te tekenen tegen de registratie.
Het TZB doet na aanmelding en voor registratie zelfstandig onderzoek naar de vraag of de vordering bestaat en onbetwist is.
Blijf geïnformeerd met onze jaarlijkse rapportages