Actueel / lexicon / steunvordering /
Op deze pagina wordt ingegaan op de vraag wat een steunvordering is en wat het belang ervan is. Wat is een steunvordering? Het hebben van een steunvordering is een belangrijke voorwaarde voor een crediteur om een faillissementsverzoek bij de rechtbank in te dienen.
Artikel 1 en artikel 6 lid 3 van de faillissementswet stelt als voorwaarde voor het uitspreken van een faillissement dat wordt vastgesteld dat de schuldenaar heeft opgehouden te betalen.
Een steunvordering is een vordering van een andere natuurlijke- of rechtspersoon dan de indiener van een faillissementsverzoek, die de rechter betrekt in zijn oordeel dat de schuldenaar opgehouden heeft te betalen.
Zonder het hebben van een steunvordering kan het faillissement van een schuldenaar niet worden uitgesproken. Maar het hebben van een steunvordering op zichzelf is niet voldoende om de rechtbank een faillissement uit te laten spreken. Op grond van de rechtspraak zijn er drie voorwaarden waaraan de rechter moet toetsen om tot een faillissementsverklaring te kunnen komen:
Er moeten dus meerdere vorderingen zijn op de schuldenaar waarvan er tenminste één is die opeisbaar is en daarnaast moet de rechter een zelfstandig oordeel vormen over de omstandigheid dat de schuldenaar heeft opgehouden te betalen.
De eis dat er sprake moet zijn van ten minste één steunvordering wordt ook wel het ‘pluraliteitsvereiste’ genoemd. ‘Pluraliteit’ betekent ‘meervoudigheid’.
Ten minste één van de vorderingen op de schuldeiser moet opeisbaar zijn om de rechter in staat te stellen om vast te stellen dat een schuldenaar opgehouden heeft te betalen. Een vordering is onder andere opeisbaar als de betalingstermijn die voor nakoming tussen partijen is afgesproken, is verstreken zonder dat betaling heeft plaatsgevonden.
De laatste eis voor een faillissementsverklaring is de vaststelling door de rechter dat de schuldenaar daadwerkelijk heeft opgehouden te betalen.
Van het bestaan van feiten en omstandigheden die aantonen dat de schuldenaar heeft opgehouden te betalen moet volgens artikel 6 lid 3 van de faillissementswet ‘summierlijk’ blijken: dat wil zeggen dat de rechter naar het bestaan van de vorderingen geen diepgaande onderzoek hoeft te doen. De gewone regels van het bewijsrecht in burgerlijke zaken is niet van toepassing. Wel moet de rechter motiveren welke feiten en omstandigheden hij afleidt dat de schuldenaar heeft opgehouden te betalen.
Deze ‘summierlijkheidseis’ biedt de rechter de mogelijkheid om als aan de twee harde eisen van meervoudigheid en opeisbaarheid is voldaan, toch het faillissement niet uit te spreken als hij vindt dat er bijzondere omstandigheden zijn die dat rechtvaardigen. De rechter moet dan echter wel motiveren waarom. Over die motivatie kan het gerechtshof in hoger beroep en in uitzonderlijke gevallen de Hoge Raad in cassatie een oordeel geven.
Dit betekent dat in de meeste gevallen het faillissement zal worden uitgesproken als aan de harde eisen is voldaan.
De Hoge Raad der Nederlanden heeft in de uitspraak ABN Amro / Berzona (ECLI: NL: HR: 2014: 1681) verder over steunvorderingen vastgesteld dat:
Verder is van belang dat de schuldeiser geen steunvorderingen mag ‘creëren’: dit blijkt uit de uitspraak van de Hoge Raad in de zaak ‘American Express / Haagsche Bestuurdersbond’.
De deelnemers aan het TZB werken samen door het delen van informatie over hun zakelijke betalingsachterstanden in de Achterstandendatabank. Hierdoor zijn de deelnemers voorzien van actuele en geverifieerde informatie over de betalingsachterstanden van Nederlandse bedrijven. Bij het onderling delen van de informatie over hun betalingsachterstanden blijven de deelnemers zelf anoniem. Wel kunnen zij in de Achterstandendatabank zien of een debiteur meer dan één crediteur heeft. Het TZB faciliteert haar deelnemers door op verzoek van een deelnemer / crediteur, de crediteuren van één debiteur met elkaar in contact te brengen. Hierdoor ontstaat een informatie uitwisseling die leidt tot een meervoudigheid van schuldeisers. Deze meervoudigheid van schuldeisers is, zoals hiervoor wordt uiteengezet, een van de voorwaarden om de rechter in staat te stellen een debiteur failliet te verklaren. Kwaadwillige debiteuren houden in het algemeen nog geen rekening met deze werking van het TZB. Zij gaan er meestal vanuit dat hun crediteuren niet op de hoogte zijn van betalingsachterstanden die zij bij anderen hebben. Wanneer zo’n debiteur op de hoogte raakt van het feit dat zijn crediteuren onderling wel op de hoogte zijn van zijn betalingsachterstanden, gaat daarvan een sterke prikkel uit tot betaling. Dit omdat geregistreerde betalingsachterstanden in de Achterstandendatabank van het TZB altijd opeisbaar zijn en dit samen met de meervoudigheid van schuldeisers bijna altijd tot een geslaagd verzoek tot faillissement zal leiden.
Blijf geïnformeerd met onze jaarlijkse rapportages